Als een leerling A zegt, zegt Ron Dekker B

Met welk idee koos je voor het docentschap en is die verwachting uitgekomen?
‘Ruim 30 jaar geleden kwam ik min of meer toevallig in het onderwijs terecht. Ik studeerde geschiedenis aan de RuG. Er heerste grote werkloosheid onder academici en ik haalde voor de zekerheid mijn onderwijsbevoegdheid. Op advies van mijn moeder solliciteerde ik op een vervangingsbaan in Zwolle. In maart 1985 werd ik aangenomen op het CCC. Aanvankelijk als leraar geschiedenis, later ben ik ook maatschappijleer en maatschappijwetenschappen gaan geven. 

Het was trouwens bijna misgegaan met die sollicitatie. Toen ik op een avond thuiskwam van een bijbaan op de internationale slaaptrein - ik kwam terug uit Genua -, lag er een brief op de mat. Een oproep om diezelfde avond om 20.00 uur in Zwolle te verschijnen voor een gesprek. Dat ging niet meer lukken, want het was inmiddels 20.15 uur. Snel gebeld en een afspraak gemaakt voor de volgende dag. Ik vertelde dat ik net teruggekeerd was uit het buitenland, ik dacht daardoor wat meer indruk te maken op rector Versloot. Of het geholpen heeft weet ik niet, maar ik ben toen wel aangenomen. Toen ik eenmaal voor de klas stond, vond ik het erg leuk en uitdagend.’

Hoe creëer je een goede verhouding met je leerlingen?
‘Vooral door een goede sfeer te creëren en een band met de leerlingen op te bouwen. En dat betekent soms dat regels voor didactiek en klassenmanagement met voeten worden getreden. Heerlijk!’

Wat moet je wel of niet doen qua houding en gedrag?
‘Je moet vooral jezelf zijn.’

Wat vind je belangrijk om over te dragen aan je leerlingen?
‘Dat ze kritisch moeten zijn en niet alles voor zoete koek moeten aannemen. Ik mag ze daarbij graag uitdagen. Als een leerling A zegt, dan zeg ik B of andersom. Ik ben ook niet bang om mijn eigen mening en politieke oordeel onder stoelen of banken te steken. Dat kan prima, als je de leerlingen alle ruimte geeft om daar ook hun oordeel tegenover te zetten.’ 

In hoeverre scheid je werk en privé? Bijvoorbeeld op het gebied van social media?
‘Ik gebruik Facebook alleen voor school, om iets te laten zien van de uitwisselingen en reizen. Ik ben namelijk ook coördinator internationalisering. Verder gebruik ik Facebook om oud-leerlingen op te sporen die iets voor mijn lessen kunnen betekenen of voor de internationalisering. Zo heb ik contact met leerlingen die werken voor Buitenlandse Zaken, het Internationaal Strafhof en voor de Verenigde Naties. Het liefst zou ik Skypesessies met ze houden in de klas, maar dat lukt niet altijd. De school hanteert trouwens de code dat docenten op social media niet bevriend zijn met leerlingen.’ 

Maak je in je lessen gebruik van creatieve didactische werkvormen?
‘Ja, alles kan langskomen. Discussie en debat zijn natuurlijk belangrijk, net als het maken van filmpjes en presentaties. Maar ik mag ook graag zelf aan het woord zijn: het klassieke praatje bij een plaatje.’ 

Welke docent van vroeger maakte indruk op jou?
‘Mijn leraar geschiedenis op het Menso Alting College in Hoogeveen. Ik heb hem later nog eens gesproken en toen bleek dat hij ook op het CCC begonnen was.’ 

Als jij het voor het zeggen had, hoe zou je vak er dan uitzien?
‘Het vak maatschappijwetenschappen gaat met ingang van 2017 compleet anders worden. Het gaat meer op algemene sociale wetenschappen lijken en minder op geschiedenis en politieke wetenschappen. Da's even wennen voor een historicus, maar toch ook een uitdaging. De belangrijkste verandering is de concept-context benadering. Leerlingen moeten leren werken met een vaste set hoofd- en kernconcepten. Deze vormen het gereedschap waarmee ze uiteindelijk elke context moeten kunnen analyseren.’ 

Heb je tips voor beginnende docenten?
‘Volhouden en niet denken dat je het vak binnen een jaar onder de knie hebt.’ 

Wat voor leerling was je zelf?
‘Praatgraag, maar ook leergierig en altijd in debat met de docent. En behoorlijk lui als het op huiswerk maken aankwam.’