Landstede Groep
   
Jaargang 3 | Editie 7 | Archief 2015 - 2019
Column: Standplaats Jakarta

Standplaats Jakarta: Karaoke!

Voormalig Landstede-docent Birgitta Hogendoorn woont sinds november 2015 voor twee jaar in Jakarta, waar haar man meewerkt aan een waterproject. Voor ZinMag schrijft ze columns over haar belevenissen.

De man houdt van muziek. Het komt dus mooi uit dat de Indonesiërs dat ook doen. Met name karaoke schijnt hier volkssport nummer één te zijn (of nummer twee, na eten). Als ik hem vraag of hij mee wil om eens te kijken hoe het eraan toegaat in zo’n karaoketent, is hij gelijk enthousiast.

In Bandung zijn we al eens bij een karaokeavond geweest. Het was op de bovenverdieping van een kaal restaurant. Er waren maar een paar tafels bezet, de meeste mensen leken stamgasten te zijn. Wij - de man, collega Geert en ik - zaten op het balkon en konden zo het gebeuren van veilige afstand volgen. Naast ons zat een Indonesische familie die een verjaardag aan het vieren was.

Na wat eten en wat bier kon het zingen beginnen. De begeleiding werd verzorgd door een geroutineerde, vermoeid ogende pianist die een keur aan ritmes en geluiden aan zijn elektronische instrument wist te ontlokken. Een dame in een feestjurk opende het concert met luide en zelfverzekerde stem. Ze leek een oude bekende van de pianist. In het feestvierende gezelschap naast ons zat een gedistingeerde heer ernstig te zoeken in de map met liedteksten. Ook de man wist een map te bemachtigen en ontdekte tot zijn vreugde het lied ‘Quando, Quando’, precies waar hij zin in had. Geert en ik maakten ons zo klein mogelijk en gingen niet op zijn aansporingen in. De heer naast ons had eindelijk gevonden wat hij zocht en bewoog zich bescheiden richting podium. Onderweg werd hij ingehaald door de man, die vervolgens uit volle borst zijn lied ten gehore bracht, maar veel goedmaakte door het op te dragen aan de jarige…

Een dergelijke avond hebben wij dus op het netvlies als we met zijn vieren – Carel, Annemarieke, de man en ik, – afspreken om de karaoke in Jakarta te gaan onderzoeken. Enig voorwerk met Google heeft weinig opgeleverd, behalve de kennis dat er familiekaraokes en niet-familiekaraokes zijn en dat die laatste aan de ondeugende kant zijn. Happy Puppy klinkt onschuldig genoeg (‘Dat wordt vast saai’, zegt de man), dus we besluiten die kant op te gaan en dan te zien waar het lot ons heen zal brengen.

Onderweg ziet Carel een andere karaoke, dus wij naar binnen. Eenmaal boven gekomen worden we ontvangen door twee verraste gastvouwen. ‘Ja, ze zijn wel open, maar het is nog wat vroeg.’ Bereidwillig laten ze ons de lege ruimtes zien. Tot onze teleurstelling blijken het allemaal aparte kamers te zijn met daarin bankstellen, beeldschermen en een groot geluidssysteem. ‘Met z’n vieren gaan zitten zingen in een aparte kamer? Wat is daar nou aan?!’ Teleurgesteld druipen we af en tijdens het eten bespreken we de mogelijkheid om die hele Happy Puppy dan ook maar te laten zitten. ‘Nee,’ zegt Carel ferm, ‘laten we nou ook maar even gaan kijken.’

Dus na het eten richten we onze schreden met lichte tegenzin op de Happy Puppy. We komen binnen in een glanzende ruimte met balie, gastvrouwen en kleurig neonlicht. Op de achtergrond horen we een dof gebonk. ‘Een kleine kamer voor vier personen? Nee, die zijn allemaal vol. Er is er alleen nog een voor acht personen.’ Dan die maar…

Door een lange, smalle gang met veel spiegels en neonlicht volgen we de gastheer naar onze studio. We kijken in het voorbijgaan door de ronde raampjes in de vele deuren. Elke ruimte blijkt een ander zingend gezelschap te bevatten: in de ene kamer een grote groep, zittend en hangend op de kunstlederen banken, een paar van hen met een microfoon in de hand. In een andere twee meiden die bovenop hun bankstel staan te swingen en te zingen. De muren lijken ritmisch op te bollen op het geluid van de bassen binnen.

Bedremmeld lopen we achter onze gids aan: dit kan onmogelijk een leuke avond worden. Onze ruimte bevat een grote U-vormige bank, een glanzende tafel met daarop een doos tissues, een bedieningspaneeltje en twee microfoons. Er hangt een enorm geluidssysteem met beeldscherm. Uit de boxen komt een muur van geluid. ‘Mag het ietsje zachter?’ vraag ik aan onze begeleider. Op het bedieningspaneeltje blijkt niets het te doen, behalve de applausknop. De jongen verontschuldigt zich en gaat op zijn tenen op de glazen tafel staan om aan de knop van de versterker daarboven te draaien.

Intussen zit de man al te zoeken op het beeldscherm. Na een tijdje lukt het hem om daar wat liedjes te vinden die de ouwelui nog kennen: Michael Jackson, Udo Jurgens, Queen, Billy Holiday, Johnny Cash, de Beatles… Eén voor één rollen ze over ons heen en al hebben Carel en Annemarieke van tevoren nadrukkelijk gezegd dat zij zeker niet zouden gaan zingen… Het duurt niet lang of we zitten heerlijk met zijn vieren mee te doen.

De man is gelukkig. De microfoon geeft ook nog eens een fikse echo aan zijn sonore bas. Hij voelt zich Pavarotti. Maar ook ik vind dat mijn stem toch niet zo gek klinkt en naast me wordt er met steeds meer zelfvertrouwen meegezongen. Wat is dit voor een wonderlijke geluidsdoos die van kraaien ineens nachtegalen maakt? We krijgen er steeds meer aardigheid in en ontdekken dat het zelfs bij liedjes die je goed denkt te kennen nog niet zo gemakkelijk is. We zijn vooral goed in de trage, gevoelige nummers. Ben van Michael Jackson is onze topper. ‘Daarvoor is natuurlijk die doos met tissues’, merkt Annemarieke droogjes op.

Om één uur ’s nachts gaan we blij, tevreden en een beetje hees naar huis. Op de terugweg maken we zowaar even deel uit van het nachtleven van onze buurt. Dit gaan we nog eens doen!




Vorige
Volgende
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10