Landstede Groep
   
Jaargang 3 | Editie 8 | Archief 2015 - 2019
Column: Standplaats Jakarta

Standplaats Jakarta: Een nieuw huis voor Penni?

Voormalig Landstede-docent Birgitta Hogendoorn woont sinds november 2015 voor twee jaar in Jakarta, waar haar man meewerkt aan een waterproject. Voor ZinMag schrijft ze columns over haar belevenissen.

Penni woont in een van die wonderlijke kampungs waar je komt door een steegje tussen twee rijkeluishuizen in te lopen. Ineens ben je in een dorp met smalle straatjes, kippetjes op straat, spelende kinderen en drogende wasjes. Haar huisje stelt niet veel voor: een klein voorkamertje van 3x3 meter en daarachter een geïmproviseerd keukentje. Als het regent moet ze haar matras tegen de muur zetten om hem droog te houden. Het straatje is zo smal, dat de was nauwelijks droogt omdat zon en wind niet binnen kunnen komen. Hiervoor betaalt ze een miljoen roepia (€63,-) per maand.

Ik vraag haar of ze mee wil om te gaan kijken bij de ‘rumah susun’, de sociale woningbouw van Jakarta. ‘Ha, die rumah susun!’ zegt ze schamper (Penni is een pittig type). Wie wil dáár nou wonen?! Ik heb gehoord dat de mensen het niks vinden. Hoe hoger je woont in zo’n flat, hoe lager de huur, want als je boven woont heb je bijna nooit water. Dan moet je wachten tot iedereen beneden klaar is met wassen. En de liften doen het niet.’

Toch gaan we, allebei achterop een scootertaxi, richting Rusunawa Jatinegara. Het blijkt een flat aan een drukke weg in een volkswijk. Bij de ingang worden we tegengehouden door twee geüniformeerde bewakers: ‘Mau kemana? Ik begin in mijn hakkie takkie Indonesisch een ingewikkeld verhaal over een stuk schrijven voor een Nederlands tijdschrift en onmiddellijk zie ik bij de mannen de luiken dicht gaan. Een derde (hoofd)bewaker wordt erbij gehaald. Hebben we wel toestemming? ‘Welnee’, zegt Penni, ‘We willen gewoon even kijken. Madame wil wel eens zien hoe het eruit ziet. Het is gewoon voor haar privé, niks bijzonders!’ De gezichten van de mannen klaren op… Ik houd verder wijselijk mijn mond. We mogen erin en we krijgen een vriendelijke, jonge bewaker mee als gids.  

We lopen door een ruime hal naar de lift, die het gewoon doet. Bewaker Bayu vertelt dat er een vaste technische staf is en ook een schoonmaakploeg van achttien mensen. Het is inderdaad opvallend schoon. Nergens de vertrouwde pislucht van Nederlandse flatgebouwen. Mensen stappen uit en in, onderweg naar boven. ‘Hoe vinden jullie het hier?’ vraag ik. Glimlachjes en iedereen vindt het hier goed, maar dat kan ook Javaanse beleefdheid zijn.

We stappen op de bovenste verdieping uit de lift en komen in een ruime hal waar een koel windje waait. Voor de ramen zonder glas zorgen horizontale strippen hout dat zon en regen niet naar binnen kunnen, maar de wind wel. ‘Is hier soms airconditioning?’ wil Penni weten. ‘Nee, dat niet’ zegt Pak Bayu, ‘maar dat is ook niet nodig’. We zien een groepje kinderen op fietsjes door de gang racen. Dat is hier veiliger dan beneden.

Het is rustig in de gangen. Hier en daar staat een deur open en kijken we even verstolen naar binnen. Veel spullen in hoeken opgetast, matten en matrassen op de grond. Er wonen zo te zien veel mensen in één huis, dat bestaat uit een woonkamer, twee slaapkamertjes, een keuken en een badkamer (‘Met wastafel!’ zegt Bayu trots.)

We zigzaggen door de koele gangen naar beneden via het trappenhuis. Overal grote centrale ontmoetingsruimtes bij de liften en tot onze verrassing op elke verdieping wel een winkeltje. ‘Dat vinden de mensen gemakkelijk’, zegt Bayu. ‘Dan hoeven ze niet helemaal naar beneden.’

Penni’s toon is veranderd: ‘Bersih!, Murah! Besar!’, en vooral: ‘Ramai!’* De lovende woorden rollen naar beneden terwijl we afdalen. Weer terug op de begane grond vraagt Penni aan de andere bewakers: ‘Kan ik hier ook komen wonen?’ ‘Nee, dat kan niet.’ Dit is alleen voor de mensen die gedwongen moesten verhuizen, vanwege de wateroverlast. ‘Zijn er dan nog andere Rusunawa?’ vraagt Penni. Jazeker, die zijn er. Dan moet ze naar het stadskantoor en een formulier invullen.

Maar willen we niet nog even de gemeenschappelijke ruimte op de eerste verdieping zien? Ze leiden ons naar een soort lege parkeergarage die onder het hele gebouw door loopt. In een hoek staat een man ‘roti goreng’ te bakken, er zijn een paar winkeltjes en verderop blijken nog twee eetkraampjes te zijn. Aangemoedigd door ons enthousiasme leiden ze ons trots rond: ‘Hier is de vergaderruimte voor de bewoners. De jongeren komen er ook een maal per week samen. Hier is de gezondheidspost: daar worden de kinderen ingeënt. En om de hoek is de basisschool en daar is ook dansles. Als jullie dat willen zien, moet je morgen terugkomen.’

Penni is om. ’s Avonds appt ze me om de foto’s die ik gemaakt heb. De ervaring wordt blijkbaar in de groep gegooid in haar kampong. De volgende dag wil ze best met me mee naar het woningbouwkantoor. Een vriendelijke receptionist legt haar geduldig alles uit en geeft een formulier. ‘Willen we even kijken naar de plannen?’ vraagt de beambte. We worden een zaal binnengeleid. De wanden zijn behangen met platen van de verschillende sociale woningbouwprojecten. ‘Hoe lang duurt het voordat ik in zo’n appartement kan gaan wonen?’ vraagt Penni. Het blijkt een jaar te zijn. ‘En de kosten?’ ‘800.000  roepia per maand.’ Dromerig staat ze bij de afbeeldingen…

Als we weer thuis zijn, bied ik aan haar formulier te kopiëren. ‘Ja graag! Mag ik er vijf?’, zegt ze. Misschien wil de hele straat wel mee. Dan is het helemaal ‘ramai’! 

*bersih=schoon, murah=goedkoop, besar=groot, ramai=gezellig druk




Vorige
1 2 3 4 5 6 7 8