Landstede Groep
   
Jaargang 3 | Editie 9 | Archief 2015 - 2019
Essay

Mens, durf te dromen

De oma van Nieke Jansen leerde haar om te dromen. Ze leerde haar ook de waarde van die dromen zien. Nu is ze bang dat we dat afleren en het leven nemen voor wat het is.

‘Als het te mooi is om waar te zijn, dan is het waarschijnlijk niet waar.’ Met die waarschuwing houden we onszelf en anderen af van verleidelijke aanbiedingen en miskopen. Wat bijna niets kost, kan niet veel waard zijn, hoe mooi het ook oogt.

‘Te mooi om waar te zijn.’ Het wordt ook zomaar de relativering voor alles wat we willen en wensen, dromen en hopen. Ik aarzel steeds meer om iets te verbinden aan onze cultuur, maar nuchterheid en relativeren hoort er wel bij, denk ik. Het hoofd in de wolken, dat kan nu en dan, maar dan graag vlot weer met de beide voeten op de grond.

In mijn kinderjaren logeerde ik met regelmaat bij opa en oma en dat was altijd een feest. Lekker eten, spelletjes, in bad en ’s morgens in alle vroegte een beschuitbol met hagelslag. De grootste luxe? Heel even het enige kind in huis zijn. Met opa haalde ik fruit op de markt. Met oma kon ik uren praten, over ‘wat als’ en over later en ooit. Als ik groot zou zijn, als ik zelf een huis zou hebben, dan zou oma bij mij komen logeren en met mij meegaan op vakantie.

We hadden samen plezier in het maken van die bedenksels. En zij was er beter in dan ik. Soms, wanneer het echt te bont werd, zei oma: “Als, als… Als opoe wieletjes had, was ze een autobus.” Haar luisterende oor en haar hartelijke lachen leerden mij om te dromen. Om mooie beelden te maken en te geloven dat die waar konden worden. Om ze hardop te zeggen ook, zonder angst om uitgelachen te worden, en om er kansen van te maken.

Veel later pas begreep ik goed waarom die dromen zo belangrijk waren. Al die verzinsels waren meer dan dagdromerij. Ze ontstonden met open ogen. Dromen is niet wegkijken. Dromen, dat betekent voor mij: heel goed zien ‘wat is’ en een weerwoord zoeken op verdrietige of onrechtvaardige situaties en op weerbarstige ervaringen. Dromen is de wereld omgekeerd kunnen bedenken en er alvast een begin mee maken. Wie droomt, durft verder te kijken.

Oma stierf voordat ik ergens een logeerbed voor haar kon opmaken of op eigen houtje op vakantie ging. Niet alles wat je wenst en droomt, gebeurt dan als vanzelf. Maar dromen, met het hoofd in de wolken en steeds weer met de voeten op de grond, dat ging nooit meer weg.

Dromen en geloven liggen heel dicht bij elkaar – en dan hoop ik maar dat niemand daar nu over struikelt. Geloven raakt voor mij aan hopen en liefhebben, verlangen en zoeken. Aan een spoor zien, maar niet de voet die het maakte. Aan toevertrouwen, ook al weet je het heus niet allemaal zeker, en dromen dat tóch…

Onderwijs - maar niet alleen onderwijs - zou meer ruimte moeten bieden om te leren dromen en om te geloven. En opnieuw hoop ik dan dat niemand daarover struikelt. Daarom ben ik blij dat Landstede Groep ‘aandacht voor zingevingsvragen’ heeft gekozen als een waarde die ertoe doet als we waardenvol willen leren, leven en werken.

Dromen en geloven draaien om zin zoeken, of raken daar in elk geval aan. Vragen stellen, daarna al het mogelijke en liefst ook onmogelijke opperen en de antwoorden proeven die langskomen. Want anders dan rationele vragen – hoe kan ik de koffiemachine repareren, hoeveel boter gebruik ik voor een cake en waar vind ik de mosterd – zoeken zinvragen niet de goede antwoorden. Zinvragen zoeken tijd en aandacht, en daarna veelsoortige antwoorden en mogelijkheden, om daarin een eigen weg te vinden.

“Ik zou willen dat ik een geloof had”, zei een student wier moeder het jaar daarvoor was gestorven. ”Dan wist ik misschien waar mijn moeder nu is.” Dat ze dat deelde met haar coach ontroert me. Zij laat zien hoe groot de vragen kunnen zijn waar iemand mee rondloopt, soms ongezien. En samen brengen die student en haar coach aan het licht hoe belangrijk het is dat coaches nabij zijn voor hun studenten in meer dan wat strikt genomen tot de opleiding en de school hoort.

Toen haar opleiding sprekers uitnodigde vanuit heel verschillende levensbeschouwingen, gaf dat haar de ruimte om haar vragen stellen. Aan een remonstrantse dominee of een Dominicaanse pater, aan een imama of een boeddhistische monnik. Om haar vragen te stellen, daarin gehoord te worden en even mee te wandelen in de beelden en soms ook in het geloof van die ander. Of zij daarmee haar antwoord vond? Ik weet het niet, maar er zijn deuren opengezet die de kans bieden om even binnen te stappen.

Dromen. Soms ben ik bang dat we het gewoon afleren. Dat dromen voor kinderen is en dat volwassenen het leven dan maar nemen en laten voor wat het is. Dat we uitgedroomd raken.

Een paar weken in het jaar dromen we collectief evengoed wel volop. ‘I’m dreaming of a white Christmas’ is in december niet weg te branden uit winkelstraten en warenhuizen. En zeker eens per dag klinkt ‘Imagine all the people, living life in peace. You may say I’m a dreamer, but I’m not the only one…

We schrijven kerst- en nieuwjaarswensen, maar ik kreeg nog nooit iets als ‘dat alles bij het oude mag blijven’ of ‘blijf lekker zitten waar je zit’. Er valt iets te dromen, kennelijk. Dat vertrouwen het wint van de angst. Dat aandacht sterker is dan haast. Dat licht kiert door wat nu donker is.

Ik denk deze dagen met warmte aan de oma wier naam ik draag. Zij leerde me om te dromen. Tegen mezelf zeg ik soms ‘Als opoe wieletjes had….’ Maar waarom zou iets ooit te mooi zijn om waar te zijn? Ik wens jullie een heel nieuw 2018 en neurie, op hoop van zegen, wat voor mij het kerstlied van 2017 is:

Wek mijn zachtheid weer
Geef mij terug de ogen van een kind

Dat ik zie wat is
En mij toevertrouw
En het licht niet haat




Vorige
Volgende
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10