Landstede Groep
   
Jaargang 2015 | Editie 9 | Archief 2015 - 2019
Column: Standplaats Jakarta

De wanhoop als je weer niet weet wat dat woord betekent

Voormalig Landstede-docent Birgitta Hogendoorn woont sinds november 2015 voor twee jaar in Jakarta, waar haar man meewerkt aan een waterproject. Voor ZinMag schrijft ze columns over haar belevenissen.

Van één ding zijn we overtuigd: als we twee jaar in Indonesië gaan wonen, dan moeten we ook de taal leren. We beginnen met bravoure en zelfvertrouwen aan dit project. Op die manier hebben we immers ook al Spaans en Portugees geleerd. Oude rotten, dus. ‘O, Indonesisch is gemakkelijk!’, zegt iedereen. ‘Dat leer je zo!’ En daar rekenen wij dan ook maar op.

We krijgen les in ons prachtige hotel in Yogyakarta, op het terras bij het zwembad. De leraren komen naar ons toe, zes in totaal die elkaar afwisselen. Leuke, jonge mensen met eindeloos geduld. Onder de bemoedigende blik van de barkeeper worstelen we ons door rijen totaal onbegrijpelijke woordjes heen. (Waarom is bijvoorbeeld jam tangan ‘horloge’?) Afgezien van een paar Nederlandse woordjes uit de koloniale tijd en een enkel Portugees leenwoordje, geven de woorden geen enkel houvast voor het geheugen. En dat geheugen is duidelijk niet meer zo elastisch als toen we 25 waren!

Als oude rot in het vak was ik vergeten hoe het is om een totaal nieuwe taal te leren. De wanhoop als je voor de tiende keer weer niet weet wat dat woord betekent! De frustratie als je niet eens één woord onderscheidt in de vraag die je juf je stelt. Leren is een emotioneel proces. Ik weet het nu weer.

groepsfoto Wisma Bahasa.JPGDe taaldocenten met Birgitta en haar echtgenoot

We ontdekken opnieuw wat houvast geeft. We lachen om de koddige zinnen die we maken met de schaarse woorden die we hebben: ‘Pas drie dagen in deze taalschool en we zijn nu al gek geworden!’ Het woord ‘gek’ (gila) vergeten we niet meer. Eindeloos herhalen. In kleutertaal praten over de jonge generatie, die het zo druk heeft, of over de voordelen van vegetarisch eten… Een hoofd vol ideeën en maar een heel klein gaatje waardoor ze naar buiten kunnen. Wat eerst onmogelijk lijkt, begint na drie dagen toch te gebeuren; we beginnen sommige woorden spontaan te herkennen, hoeven niet elk woord eerst moeizaam te decoderen. Ik kan het elke taaldocent aanraden. Ik weet nu weer wat mijn leerlingen doormaken. Hoe hard ze moeten werken en hoe moe ze worden.

Na negen dagen hard werken krijgen we ons certificaat. We kunnen nu zeggen hoe laat het is, de weg vragen en informeren hoeveel iets kost - wat ik trouwens zelfs in het Nederlands nog een uitdaging vind met al die miljoenen roepia’s (1 euro is ongeveer 15.000,- roepia). In vaktermen zeggen we dan niveau A1 (als we dat al halen). We zijn er vooralsnog blij mee. Het begin is gemaakt.




Vorige
Volgende
1 2 3 4 5 6 7