Landstede Groep
   
Jaargang 3 | Editie 9 | Archief 2015 - 2019
Column: Standplaats Jakarta

Standplaats Jakarta: Reis naar God

Voormalig Landstede-docent Birgitta Hogendoorn woont sinds november 2015 voor twee jaar in Jakarta, waar haar man meewerkt aan een waterproject. Voor ZinMag schrijft ze columns over haar belevenissen.

Nani praat over haar reis naar Mekka. Veertig dagen is ze weggeweest. Het kantoor, waar ze anders efficiënt de scepter zwaait, bleef ontredderd achter. Ze wil me wel vertellen hoe het was. ‘Vijf kilo afgevallen! Dat eten daar….’ (Indonesiërs vinden alleen hun eigen eten lekker. Eten zonder rijst is geen eten).

De hadj is een van de vijf pilaren van de Islam. Naast de geloofsbelijdenis, vijf keer per dag bidden, vasten en liefdadigheid, moet elke moslim die daartoe in staat is een keer in zijn leven naar Mekka reizen. ‘Nee, echt niet alleen voor rijke mensen’, zegt Nani. ‘Als je geroepen wordt dan komt er een mogelijkheid. Ik heb daar Indonesische boeren op blote voeten gezien. Soms worden mensen uitgenodigd door de koning van Saoedi-Arabië. En het Indonesische Ministerie van Religie subsidieert.’


Nani in Mekka

Zeven jaar geleden heeft zij zich opgegeven. Ze moest vijfentwintig miljoen roepia betalen (± €1600,-) om op de wachtlijst te komen. Door een groter Indonesisch quotum aan hadj-gangers mocht ze een jaar eerder dan verwacht. Toen nog tien miljoen roepia (± € 625,-) bijbetaald. Reis, verblijf en zelfs het eten onderweg waren hiermee betaald. Een speciaal reisbureau regelde verder alles: voorbereidingsbijeenkomsten waarin ze kon kennismaken met haar reisgenoten; allemaal dezelfde tassen en sjaals zodat ze elkaar gemakkelijk terug konden vinden. Ze hadden een goed hotel zo’n vijf kilometer van de Ka’aba, met z’n vieren op een kamer. Bussen brachten hen er elke dag heen.

De hadj zelf is maar zes dagen, waarin je de tocht van Mohammed nareist. Dan ga je van Mekka naar Mina, de berg Arafat en dan via Muzdalifah en Mina weer terug naar Mekka. Indonesiërs bezoeken meestal ook nog andere plaatsen waar Mohammed is geweest, bijvoorbeeld Medina, waar het graf van de profeet is.

Mekka vond Nani indrukwekkend. Met duizenden mensen uit alle landen van de wereld liep ze zevenmaal om de Ka’aba heen. ‘En dat je dan allemaal hetzelfde zegt: “Labaik Alah huma labaik (…)” (Hier ben ik, God, tot uw dienst). Je mag daar alles vragen wat je wilt, God zal je alles geven.’ ‘Ook een Mercedes?’ vraag ik. ‘Ja, echt alles. Wij geven immers ons leven aan God? Het was er een enorm gedrang. Wij Indonesiërs zijn veel te beleefd. Indiërs en Afrikanen duwden ons aan de kant. Het is ons niet gelukt om bij de steen te komen. Maar ernaar wijzen is ook al genoeg.’

‘Daarna gingen we naar Mina, waar we in tenten sliepen, elk land zijn eigen kamp. Het was er vol en oncomfortabel. Er lagen alleen tapijten op de vloer en je moest uren wachten op de wc. We hebben ons drie dagen niet kunnen wassen. Gelukkig was er wel airconditioning. We hebben daar gebeden, gemediteerd en de koran gelezen.’

‘Bij de berg Arafat hebben we een nacht in de woestijn, symbool voor het hiernamaals, doorgebracht. Daar baden en zongen we, vroegen vergeving voor onze zonden. Iedereen was gekleed in een wit gewaad zonder naden. De mannen dragen daar niets onder. Vrouwen die normaal een boerka dragen, hebben hier handen en gezicht onbedekt. Want wij zijn allemaal gelijk voor God. Van daar liepen we in de nacht naar Muzdalifah. (‘Tien kilometer, een heel eind voor ons Indonesiërs!’ zegt ze geamuseerd.) We sliepen op straat, want “we hebben niets en we zijn niets”. Onderweg raapten we stenen op om naar de drie pilaren bij Mina, die de duivel symboliseren, te gooien. Die pilaren zijn overigens veranderd in muren om ongelukken te voorkomen. Als je die stenen gegooid hebt, dan ben je al een hadji.’

‘Het is daar vol wonderen. In de Al-Haram-moskee in Mekka is de Zamzam-bron. Het water blijft maar stromen. Niemand weet waar het vandaan komt. We kregen een jerrycan van tien liter van de regering om het water mee naar huis te nemen. Als je dat drinkt met de goede, positieve gedachte, dan wordt het een medicijn. Boven de Ka’aba vliegen zoveel vogels, maar toch zie je geen spatje vogelpoep daar!’

Saoedi-Arabië is totaal anders dan Indonesië. Een keer ging ze vanuit het hotel een stukje lopen in haar eentje, maar daar kwam ze snel van terug. Op straat waren alleen maar mannen en iedereen keek naar haar.

‘De Saoedi’s werken niet: daar hebben ze buitenlandse bediendes voor. Ze zijn heel godvruchtig. Als het tijd is om te bidden, laten ze alles uit hun handen vallen. Zij gaan naar de moskee, terwijl Indonesiërs liever naar de mall gaan. Ze voeden hun kinderen ook strenger in het geloof op. Dat vind ik wel beter. De mannen zijn luidruchtig en vrouwen zie je niet. Het is erg heet. De mannen hebben veel respect voor hun moeders, wordt gezegd.’

‘De nacht in de woestijn heeft me het meest geraakt. Dat zelfs ik, met al mijn zonden daar mocht komen… Daar denk je alleen aan jezelf, je eigen leven. Daar vond ik de echte Nani’, zegt ze zichtbaar ontroerd. ‘Nu moet ik een beter mens worden. Ik heb het graf van de profeet gezien en voel me zijn geliefde. Ik hoor bij zijn gemeenschap. Ik krijg een leven lang de kans om goede dingen te doen.’

De volgende dag stuurt ze me een flesje Zamzam-water. ‘Heb jij wel eens Zamzam-water gedronken?’ vraag ik triomfantelijk aan mijn lieve huishoudster. Ze kijkt me medelijdend aan: ‘Och jee… Zo vaak!’ 




Vorige
Volgende
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10